
Het vrijheidsgedicht 2024
Breda
Stad van tegels wippen, jazz, Oranje-Nassau en 538.
Parel van het Zuiden, stad in het park, stad van gezelligheid,
stad van vrijheid.
Één voor allen en allen voor één.
Op vak G zij aan zij en niemand alleen.
Maar die vrijheid is bewerkelijk.
Het is vrijheid van fietsparkeren binnen de nietjes.
Het is vrijheid van geen blik, geen glas.
Vrijheid van op elke hoek een camera.
Vrijheid van vooral geen geluidsoverlast.
Het is vrijheid dat we het in Breda ergens over kunnen hebben.
Over Oranje Boven én ‘s nachts na tweeën met z’n allen naar beneden.
Over links- of rechtsaanhouden.
En petities voor carnaval – de stad is tenslotte van ons!
Over de Dirk Dobbers en ‘Jenevers terug in het basispakket’ geen woord te weinig gesproken.
En een lof voor vrijheid, vertolkt door meisjes met hun rok omhoog.
En moet er voor die vrijheid soms met tradities worden gebroken?
In Breda doen we aan collectief zeiken
of iets kunst is of weg mag.
En dat het geld vooral anders besteed moet worden.
En hoe dat geld vooral beter besteed kan worden.
Die vrijheid is besmettelijk.
Want ik zeg wat jij vindt en jij vindt wat ik zeg.
Jij een mening, wij een mening, iedereen een mening.
Maar die uiten we het liefst met bier en frituur, in de kroeg of na de voetbaltraining.
Die vrijheid is betrekkelijk.
Want er was een stad, negenenzeventig jaar geleden,
die smachtte naar de bevrijder.
Opdat wij nooit vergeten, hier, te midden van de paarse heide.
Nu is dit de plek waar duizend bommen en granaten
enkel uit een stripboek komen,
in plaats van uit de hemel vallen.
Dus, Breda...
Waar hebben we het over?
v.v. Eigenbelang – Liek van Egmond, Jesse Vos